We hebben gemerkt dat er veel vragen en soms ook zorgen leven over hoe UWV deze beoordelingen doet en wat dit betekent voor mensen met Long COVID. Op deze pagina beantwoorden we daarom een aantal veelgestelde vragen.

Ja, UWV erkent Long COVID als een ziekte. Klachten van cliënten met Long COVID worden serieus genomen en mensen met Long COVID worden op gelijke wijze beoordeeld als mensen met andere ziekten. Leidend bij het werk van verzekeringsartsen zijn echter niet de diagnoses, maar de belastbaarheid. In welke mate kan iemand nog werk verrichten? Zoals bij iedere ziekte en aandoening variëren aard en ernst van de klachten en ervaren belemmeringen per individu: de een kan er mee doorwerken, de ander niet. Een individuele sociaal-medische beoordeling doet recht aan deze verschillen in mogelijkheden tot functioneren. En dat is wat onze verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen doen: ze kijken steeds naar de individuele situatie van een cliënt.

WIA staat voor Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. Werknemers die ziek worden, worden de eerste twee jaar van hun ziekte doorbetaald door hun werkgever. Daarna, na 104 weken ziekte, kunnen ze in aanmerking komen voor een WIA-uitkering. Dat geldt dus ook voor werknemers met Long COVID. Mensen die 88 weken ziek zijn, krijgen een brief van UWV waarin ze worden gewezen op de mogelijkheid om een aanvraag te doen voor een WIA-uitkering. Dat maakt dat inmiddels ook de eerste mensen met Long COVID zo’n brief hebben ontvangen, een aanvraag kunnen doen en uitgenodigd worden voor een WIA-beoordeling.

Een WIA-beoordeling bestaat uit twee onderdelen. In de eerste plaats een sociaal-medische beoordeling door een verzekeringsarts die kijkt naar welke mogelijkheden iemand nog heeft om te werken. Vervolgens bepaalt een arbeidsdeskundige de mate van arbeidsongeschiktheid. De procedure van de WIA-beoordeling en de manier waarop zo’n beoordeling wordt uitgevoerd is bij mensen met Long COVID niet anders dan bij mensen met een andere ziekte of aandoening. Altijd wordt er gekeken naar de individuele situatie en naar de mogelijkheden die iemand nog heeft om te werken. De uitkomst van de beoordeling en de mate van arbeidsongeschiktheid is afhankelijk van de individuele situatie.

De verzekeringsarts beoordeelt welke belemmeringen iemand heeft ten gevolge van een ziekte of aandoening en welke mogelijkheden iemand heeft om (nog) wel werk te verrichten. Anders gezegd: ongeacht de oorzaak en het verloop van een ziekte kijkt een verzekeringsarts naar de het arbeidsvermogen van een zieke werknemer. Wat kan iemand op dit moment en in de (nabije) toekomst? Dat geldt dus ook bij mensen met Long COVID.

De verzekeringsarts baseert zich bij het onderzoek op het medisch dossier van een cliënt, op een beoordelingsgesprek met en een medisch onderzoek van de cliënt en zo nodig op overleg met derden, zoals een behandelend arts of bedrijfsarts. Bij de beoordeling kijkt de verzekeringsarts naar de klachten, naar het ziekteverloop en naar de inspanningen die zijn verricht met het oog op herstel en re-integratie, zowel door de werknemer als de werkgever. Uiteindelijk komt daaruit een oordeel over de (on)mogelijkheden die iemand heeft om werk te verrichten.

Wanneer een verzekeringsarts tot het oordeel komt dat iemand nu en/of in de toekomst mogelijk nog (gedeeltelijk) kan werken, volgt een gesprek met de arbeidsdeskundige. De arbeidsdeskundige bepaalt de mate van arbeidsongeschiktheid, niet de verzekeringsarts. Dat doet de arbeidsdeskundige door te kijken welk werk iemand nog zou kunnen doen en wat iemand daarmee kan verdienen.

Het percentage arbeidsongeschiktheid wordt bepaald door wat iemand nog kan verdienen ten opzichte van zijn of haar oude loon. Kan iemand nog 35 procent van het oude loon verdienen, dan is iemand 65 procent arbeidsongeschikt. De mate van arbeidsongeschiktheid wordt dus niet alleen bepaald door de beperkingen ten gevolge van een ziekte of aandoening, maar ook door opleiding, werkervaring en laatste loon. Dat betekent dat de uitkomst van een WIA-beoordeling afhangt van iemands individuele situatie. Dit verklaart ook dat bij mensen met vergelijkbare klachten de WIA-beoordeling tot een verschillende uitkomst kan leiden. Dat is geen willekeur, maar een gevolg van de systematiek van de wetgeving. Het arbeidsongeschiktheidspercentage zegt dus ook niets over de ernst van de ziekte of aandoening.

Ja. Verzekeringsartsen zijn op de hoogte van de meest actuele kennis rond Long COVID. Dat doen ze door zich continu bij te scholen: door de vakliteratuur bij te houden, door kennis uit te wisselen met collega’s en in beroepsverenigingen, door webinars over dit onderwerp te volgen. De Divisie Sociaal Medische Zaken van UWV ondersteunt hen daarbij op allerlei manieren, onder meer door relevante en recente informatie centraal bij elkaar te brengen en onder de aandacht te brengen van verzekeringsartsen. UWV heeft verder nauw contact met C-support die patiënten met Long COVID adviseert en ondersteunt en zo ook veel kennis heeft over ervaringen van patiënten. Kennis die ook weer gedeeld wordt met UWV, net zoals UWV kennis over bijvoorbeeld de WIA deelt met C- support.

Kortom, verzekeringsartsen beschikken over alle benodigde kennis over Long COVID. Kennis die zich continu uitbreidt, omdat er elke dag nieuwe wetenschappelijke inzichten bij komen over de ziekte.

Inderdaad, over de ziekte, het verloop en het mogelijke herstel is ook nog veel onbekend, ondanks de dagelijkse stroom nieuwe wetenschappelijke onderzoeken. Dat onzekere verloop van een ziekte speelt echter niet alleen bij Long COVID. De systematiek van de WIA is ingericht op een onzeker ziekteverloop. Ook andere ziektes als Long COVID zijn soms lastig te voorspellen, daarnaast kan het verloop per persoon verschillen. Verzekeringsartsen zijn gewend hiermee om te gaan. Ze kijken naar de individuele situatie van een cliënt en de belastbaarheid voor werk op dat moment. Wanneer er nog veel onzeker is over het verdere verloop en eventueel herstel kan er bijvoorbeeld ook voor gekozen worden nu een voorlopige beoordeling te doen en op een later moment een herbeoordeling in te plannen.

Nee, dat heeft geen gevolgen voor de beoordeling. We weten dat in de beginfase van de pandemie er veel minder werd getest op corona dan tegenwoordig. Cliënten hoeven dus geen testbewijs te overleggen. Sowieso zegt een positieve coronatest weinig tot niets over de ervaren belemmeringen. Dat geldt des te meer als het moment van zo’n positieve test vele maanden voor het moment van beoordelen ligt. Een verzekeringsarts beoordeelt welke mogelijkheden een cliënt nog heeft ondanks ziekte of aandoening. De verzekeringsarts kijkt naar het medisch dossier van een cliënt en wat behandelend artsen daarin zeggen over de ziekte en het verloop. Ook zonder test kan dan natuurlijk zijn vastgesteld dat iemand Long COVID heeft of klachten die daarop wijzen.

Bovendien kijkt de verzekeringsarts bij een beoordeling, zoals gezegd, met name naar wat iemand op dit moment nog aan mogelijkheden heeft. Het gaat dus niet zozeer om de oorzaak en het verloop van de ziekte, maar welke beperkingen er zijn ten gevolge van de ziekte of aandoening en welke mogelijkheden er (nog) wel zijn om te werken.

UWV heeft inderdaad achterstanden bij de sociaal-medische beoordelingen. Dat geldt helaas ook voor de WIA-claimbeoordelingen. Ook long covid patiënten kunnen dus te maken krijgen met een wachttijd. Mensen kunnen in de tussentijd wel een voorschot op de uitkering aanvragen.

UWV werkt hard aan maatregelen om de mismatch tussen vraag en aanbod van sociaal-medische beoordelingen te verkleinen en is met het ministerie in gesprek over eventuele aanpassingen van wet- en regelgeving die nodig zijn om het probleem op te lossen. Maar dat kost tijd.

In der loop der tijd zal de informatie op deze pagina waar nodig aangepast en aangevuld worden.